Bevrijd de Koning (en het kabinet) – een Proeve

Bevrijd de Koning (en het kabinet) – een Proeve

Zoals het nu is, gaan zowel de Koning als het kabinet gebukt onder een juk. De Grondwet beperkt de persoonlijke vrijheid van de Koning door de ministers verantwoordelijk te houden voor zijn gedrag en voor de gevolgen daarvan. De Koning kan daardoor in beginsel niet doen wat hij wil. De ministers, op hun beurt, worden verantwoordelijk gehouden voor daden en gebeurtenissen, waarvan zij mogelijk niet eens op de hoogte zijn, het gedrag van het staatshoofd en daaruit voortvloeiende gevolgen. Criteria voor wat de Koning wel en niet mag bestaan er niet, dat hangt geheel af van de omstandigheden. Bij een botsing tussen staatshoofd en kabinet dreigt, zegt men wel, een constitutionele crisis. Niemand weet precies wat dat is en hoe zo’n crisis zou moeten worden opgelost. Wie bepaalt de uitkomst? Ministers weg? De Koning weg? De Grondwet zwijgt erover. Gezien de onduidelijkheid en de herhaaldelijk terugkerende discussie verdient het aanbeveling, de verhouding tussen het staatshoofd en de ministers beter te omschrijven. Daartoe is wijziging van de Grondwet nodig. Een proeve van voorstellen hiertoe volgt hieronder.

Toen in 1848 de ministeriële verantwoordelijkheid in de Grondwet werd verankerd, ging het vooral om de bemoeienis van het staatshoofd met de politieke besluitvorming. Die strijd is, althans in de openbaarheid, allang beslecht. Heden ten dage gaat de discussie vooral over de persoonlijke levenssfeer van het staatshoofd en, daarmee verbonden, ook wel over de wenselijkheid van het voortbestaan van het erfelijke koningschap.

Hieronder worden enkele ideeën geformuleerd, die kunnen leiden tot vermindering van eventuele spanningen tussen het kabinet en het staatshoofd. De voorstellen komen, in het kort, erop neer dat

a) onder handhaving van de monarchie de functie van het staatshoofd en daaraan verbonden verwachtingen en verplichtingen nader worden gedefiniëerd,

b) de Koning niet langer deel uitmaakt van de regering en van de Raad van State, andere woorden ook grondwettelijk los komt te staan van het politieke bedrijf,

c) de koninklijke omschendbaarheid en de ministeriële verantwoordelijkheid voor de gedragingen van de Koning en de zijnen worden opgeheven en worden vervangen door een aantal duidelijke criteria waaraan de Koning heeft te voldoen.

d) in de Grondwet enkele mogelijke aanleidingen en procedurele voorwaarden voor overgang naar een andere staatsvorm worden opgenomen.

Bij de uitwerking van deze denkbeelden worden de bestaande Grondwet en de artikelnummering daarin als uitgangspunt genomen. Voorstellen tot verandering en aanvulling worden cursief weergeven. Deze worden hier en daar voorzien van een korte toelichting. Het lezen wordt vergemakkelijkt, indien de lezer(es) de tekst van de thans geldende Grondwet bij de hand heeft. Zie bijvoorbeeld www.denederlandsegrondwet.nl

Artikel 24, Het koningschap

Nederland is een constitutionele monarchie. Het koningschap wordt erfelijk vervuld door de wettige opvolgers van Koning Willem I, Prins van Oranje.

Toelichting. Aan het begin van het hoofdstuk over het koningschap zou het grondwettelijk kader van de monarchie kunnen worden vermeld.

Toe te voegen artikelen:

Artikel 24 a

Als staatshoofd symboliseert de Koning de eenheid van de natie en respect voor de rechtsstaat en voor de internationale rechtsorde.

Toelichting: Het verdient aanbeveling uitdrukkelijk te vermelden dat de Koning ons staatshoofd is en wat dit in positieve zin betekent voor zijn taakvervulling.

Artikel 24 b

De Koning staat boven de partijen, is niet aangesloten bij enigerlei politieke partij of een andere organisatie die (mede) tot doel heeft, het overheidsbeleid te beïnvloeden.

Artikel 24 c

De Koning maakt geen deel uit van de regering, noch van een wetgevend lichaam van enigerlei overheidsorgaan.

Toelichting: Deze toevoegingen (en misschien nog wel andere?) zijn van belang, zodra de ministeriële verantwoordelijkheid vervalt.

Artikel 24 d. Beëindiging van het koningschap.

Het koningschap eindigt

1. bij overlijden van de Koning,

2. door troonafstand,

3. door afzetting.

Toelichting: Als de ministeriële verantwoordelijkheid in samenhang met de koninklijke onschendbaarheid ophoudt te bestaan, dient de mogelijkheid van afzetting van de Koning onder ogen te worden gezien, hoe onsympathiek dit ook klinkt.

Artikel 25. Erfopvolging

1. Het koningschap gaat bij overlijden van de Koning krachtens erfopvolging over op zijn wettige nakomelingen, waarbij het oudste kind voorrang heeft, met plaatsvervulling volgens dezelfde regel.

2. Bij gebreke van nakomelingen van de Koning formuleert de regering een voorstel gericht op een keuze tussen voortzetting van de monarchie dan wel de invoering van een andere staatsvorm. Dit voorstel wordt door middel van een raadgevend (of bindend?) referendum aan het oordeel van de kiezers onderworpen.

3. Mede gelet op de uitkomst van het referendum legt de regering een voorstel voor aan de Staten-Generaal.

4. Indien de Staten-Generaal, in verenigde vergadering, kiezen voor voortzetting van de constitutionele monarchie, gaat het koningschap over op de wettige nakomelingen van de ouder van de overleden Koning, dan van zijn grootouder, in de lijn van erfopvolging, voor zover de overleden Koning niet verder bestaand dan in de derde graad van bloedverwantschap.

5. Een voorstel tot overgang naar een andere staatsvorm dient de hoofdlijnen te bevatten van de staatsvorm die de regering voor ogen staat. De Staten-Generaal beraadslagen en beslissen over zo’n voorstel in verenigde vergadering. Zij kunnen een dergelijk voorstel alleen aannemen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen.

6. Bij ontstentenis van een Koning of indien de Koning niet in staat is, zijn functies uit te oefenen, fungeert de voorzitter van de Raad van State als staatshoofd ad interim.

Toelichting.

Lid 2. De huidige Grondwet spreekt in artikel 30 van ontbinding der Kamers tussen de verschillende fasen van besluitvorming. De op die ontbinding volgende verkiezingen worden dan beschouwd als een vorm van volksraadpleging. Daarvan kan worden afgezien, indien in plaats van Kamerontbinding en -verkiezingen een raadgevend of bindend referendum wordt voorgeschreven.

Lid 2 t/m 5. Hier wordt een procedure uiteengezet, die kan worden gevolgd indien de regering, mede op basis van de uitkomst van het referendum, kiest voor een andere staatsvorm. (Op inhoudelijke details van die andere staatsvorm wordt hier nu niet ingegaan; het gaat hier uitsluitend over de te volgen procedure. De inhoudelijke uitwerking dient door de regering te geschieden en kan de vorm krijgen van een latere Grondwetswijziging of van een organieke wet of beide).

Artikel 27, Afstand koningschap

Afstand van het koningschap leidt tot de procedure, uiteengezet in artikel 25, tweede tot en met vijfde lid.

Artikel 30, Benoeming troonopvolger

1.Wanneer het vooruitzicht bestaat, dat een opvolger zal ontbreken, wordt gehandeld overeenkomstig de procedure volgens artikel 25, tweede tot en met vijfde lid.

2. Een voorstel tot handhaving van de monarchie bevat de naam van de beoogde opvolger.

3. De Staten-Generaal, in verenigde vergadering bijeen, kunnen een opvolger alleen benoemen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen.

Artikelen 34 tot en met 38

Commentaar: De vraag kan rijzen, waarom het koninklijk gezag niet in alle gevallen wordt waargenomen door de voorzitter van de Raad van State. Dit is eenvoudiger dan het zoeken naar een regent. Zie bijvoorbeeld het voorgestelde art. 25, zesde lid. Een dergelijke bepaling kan natuurlijk ook als afzonderlijk artikel worden opgenomen. Het krijgt dan meer gewicht.

Artikel 38 a, Afzetting

1. De Koning kan worden afgezet indien hij

a. handelt in strijd met de wet,

b. wordt veroordeeld wegens een ambtsmisdrijf,

c. in een onoverbrugbaar meningsverschil met de regering geraakt en zich niet kan vinden in de bindende uitspraak van de Raad van State.

2. Een voorstel tot afzettting wordt besproken en de beslissing erover genomen door de Staten-Generaal in verenigde veradering bijeen en kan alleen worden aangenomen met tenminste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen.

3. Na afzetting is de procedure conform artikel 25a, tweede tot en met vijfde lid, van toepassing.

Artikel 38b Onoverbrugbaar meningsverschil

Bij een onoverbrugbaar meningsverschil tussen kabinet en Koning wordt de kwestie voorgelegd aan de Raad van State, die daarover een bindende uitspraak doet.

Toelichting. Als de ministeriële verantwoordelijkheid vervalt, wordt de Koning direct aanspreekbaar, moet dan uiteindelijk ook kunnen worden afgezet. Daarna kan worden beslist of er een nieuwe koning moet komen dan wel wordt overgegaan tot een andere staatsvorm.

Momenteel is de situatie bij een (dreigend) conflict tussen kabinet en Koning nogal schimmig. Dikwijls wordt dan het woord “constitutionele crisis” in de mond genomen, zonder dat er duidelijkheid bestaat wat dat precies inhoudt en welke procedure ter oplossing moet worden gevolgd.

Artikel 40, Belastingvrijdom koninklijk huis.

Eerste lid comform bestaande Grondwet.

Het tweede lid, waarbij belastingvrijdom aan leden van het Koninklijk Huis wordt toegekend, vervalt. In plaats daarvan (bijvoorbeeld):

2. Persoonlijke belastingen ten laste van leden van het koninklijk huis worden geheven overeenkomstig de wet.

3. De uitkeringen aan de Koning worden niet verminderd tijdens zijn ambtstermijn.

Het bestaande derde lid van dit artikel kan vervallen.

Artikel 40a, Reizen naar het buitenland

De Koning zal het land niet verlaten anders dan met uitdrukkelijke toestemming van de regering.

Artikel 40b, Nevenfuncties

De Koning mag naast het Koningschap geen bezoldigd ambt, ambacht of beroep uitoefenen, noch deel utmaken van de leiding of de raad van toezicht van een op winstbejag gerichte onderneming.

Toelichting: Bepalingen als deze komen voor in de constituties van verschillende landen.

Artikel 42, Regering

1. De ministers zijn tezamen de regering.

Lid 2 vervalt.

Toelichting: Een blanco artikel over de ministeriële verantwoordelijkheid, als in artikel 42, tweede lid, kan vervallen, zodra de Koning

a) expliciet aan een aantal duidelijke voorwaarden heeft te voldoen, (zie bijvoorbeeld hierboven artt. 24b, 24 c, 40a, 40b).

b) niet langer deel uitmaakt van de regering, en wanneer

c) een procedure wordt ingevoerd ter oplossing van een eventueel onoverbrugbaar conflict tussen de Koning en het kabinet. Zie bijv. artikel 38b. Het tweede lid van artikel 42 kan derhalve vervallen.

Artikel 74, Lidmaatschap van de Raad van State

Het eerste lid dat de verhouding tussen de Raad van State en de Koning en andere leden van het Koninklijk Huis regelt, kan vervallen. De Koning c.s maken dan geen deel meer uit van de Raad van State. Erg is dat niet; zij komen toch al bijna nooit naar een vergadering. Eventueel kan worden toegevoegd: De leden van de Raad van State kiezen uit hun midden de voorzitter.

Artikel 119, Ambtsmisdrijven

Het staatshoofd kan worden toegevoegd aan het lijstje van functionarissen die ook na hun aftreden kunnen worden vervolgd. In het geval van het staatshoofd wordt opdracht tot vervolging gegeven bij een besluit van de Tweede Kamer, maar deze kan, gezien het gewicht ervan, ook worden toebedeeld aan de verenigde vergadering van beide kamers der Staten-Generaal.

Tenslotte. Ongetwijfeld kunnen tegen de bovenstaande denkbeelden zowel inhoudelijke als wetgevingstechnische bezwaren worden ingebracht. Het gaat in de eerste plaats om de strekking ervan; die moge voldoende duidelijk zijn voor een vruchtbare discussie. Kritiek en andere commentaren zijn welkom!

Jan van Putten.

E-mail: puttenfox2@ziggo.nl

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *